Dames en heren, 

Toen ik de vraag kreeg van het bestuur om mijn ervaring met u te delen over het boek van Herta Müller, Ademschommel, dacht ik : Niet doen. Ik ben een vredelievend mens en die verhalen over oorlog en concentratiekampen, die lees ik niet , ik wil er niet van weten. Om met Leo Vroman te spreken :

“Kom mij vanavond met verhalen
Hoe de oorlog is verdwenen
En herhaal ze honderd malen
Alle malen zal ik wenen” 

Maar toch ben ik gaan lezen en wat blijkt : Vanaf de eerste pagina wordt je gegrepen door de vorm, de beeldende taal waarin ze haar verhaal brengt. Het is weliswaar een verslag van het leven in een Russisch interneringskamp, maar er staat veel meer dan er staat.

De overrijpe puber Leo Auberg, 17 jaar, staat  te popelen om weg te gaan uit zijn, voor hem, benauwende omgeving. “Ik wilde weg uit de vingerhoed van de kleine stad, waar alle stenen ogen hadden. In plaats van angst had ik dat geheimgehouden ongeduld…. Ik wilde naar een plek die mij niet kende.” ( blz. 8)  Het lijkt bij aanvang een avonturenroman.

Leo gaat op avontuur, wellicht op zoek naar zichzelf, zijn reis door het leven. Zo’n eerste hoofdstuk krijgt meteen al een dubbele betekenis. Wij allemaal gingen op pad op 17 – 18- jarige leeftijd. En dan die koffer, daar zat muziek in .”Ik droeg alles wat ik had. Van mij was het niet.” (blz. 7)  Hij moest nog iemand worden.  Beelden rollen over elkaar heen. Bij iedere zin moet je even stilstaan om te bedenken wat het toch zou kunnen betekenen. 

Natuurlijk is het, het verhaal van Leo over de Russische werkkampen met alle ontberingen, honger en ellende, maar die facetten verdwijnen achter de literaire vorm waarin het wordt  beschreven. De gruwelijke werkelijkheid van het kamp verdwijnt achter de ingehouden humor, de wetenswaardigheden over het kampleven en de informatie over alle voorkomende werkzaamheden. De lectuur van dit verslag, krijgt meerwaarde,  wordt literatuur. Werkelijkheid en fictie vloeien harmonisch in elkaar over. Wat is er echt gebeurd , waar houdt dat op en waar is het literaire verbeelding? Bewakers worden romanfiguren en worden ontdaan van hun gruwelijke taak.  De kampcommandant tovarisjts Sjistvanjonov is een karikatuur, die doet denken aan het gesis van de deportatielocomotief met Tur Prikulitsch in zijn kielzog als vertaler van zijn bevelen. Russich is een verkouden taal. 

De elementen van Ademschommel zijn :  fantasie, humor, filosofische overdenkingen, poëzie, interessante informatie, milde oordelen, fotografische en schilderachtige beelden, magische kracht van de taal en relativering, om er een paar te noemen. Het verslag van het kampleven speelt slechts mee op de achtergrond. 

Ik bekijk een paar van die elementen :

Fantasie en humor, te beginnen bij hoofdstuk I,  het inpakken van de koffer : dat is overigens  een grammofoonkistje. De vondst van woorden als hongerengel en harteschop. De halve hondjes van de bontmanchetten van Trudi Pelikan, haar fantasie in de opmerking “Door het verraad van de sneeuw ben ik hier” (blz. 18),  de veewagenblues en een kilometerlied van de op gang gebrachte tijd. De poepscène. Humor en fantasie op iedere bladzijde.  De schrijfster maakt er een plezierreis van. Alle ellende verdwijnt achter de magie van de taal, de magie van het woord,  de magie van het zingen van de veewagenblues en het kilometerlied.

Het hele boek door  valt er iets te lachen. Als kleding krijgen ze onder anderen  één onderhemd met koorden, dat was alles bij elkaar je “onderbovendagnachtzomeren winterhemd” ( blz. 51) Een geestige vondst toch!  Ik noem ook nog die koekoeksklok op blz. 99 en 100, en zo kan ik doorgaan. Te veel om op te noemen. 

De werkelijkheid, in taal gevat, geeft hen grip op de  uitzichtloze situatie en leidt tot verzoening, zelfs met het onafwendbare. De verhalen hebben een helende werking. De vrouwen vertellen elkaar, in de veloverbeentijd of in de luizentijd, verhalen over hun jeugd en eten. “Bij hen heeft elk kookrecept minstens drie bedrijven, als een toneelstuk. Door de verschillende meningen over de ingrediënten groeit de spanning”  (blz.118 ). Verhalen doen  je de wereld om je heen vergeten. Vertellen is het leven delen, het is op verhaal komen, het lucht op.

Mijn verhalenboerderij, Arcadia, heeft als motto, naar een gedicht van Bertus Aafjes :

                                                                      “En de mens gaf naam aan ieder ding
                                                                        En het woord schiep harmonie
                                                                        Hij onderwierp de chaos aan zijn woord” 

Dat is wat hier gebeurt in dit boek Ademschommel: verzoening met het onafwendbare door de kracht van het verhaal, door de kracht van het woord. 

Wijsheden:  Leo filosofeert bij voortduring over de zin van leven en dood, de zin van wat hen overkomt. In ieder hoofdstuk zit een kleine beschouwing over het hoe en waarom van de gebeurtenissen met hem en om hem heen. Ik citeer : “Rijden is altijd een geluk. Zolang je rijdt ben je nog niet aangekomen. Zolang je niet bent aangekomen hoef je nog niet te werken. Rijden is respijt.”(blz. 59)

Poëzie en beeldend taalgebruik:   Je hoeft maar een bladzijde op te slaan om poëzie en beelden aan te treffen. Bijvoorbeeld :  Soep eten is niet zo maar naar binnen werken. Nee, “Allemaal lepelden we op onze eigen manier om de soep te rekken”( blz. 122) “In de broodval trapt iedereen…..honger hebben en brood hebben maar het niet opeten.  De hongerengel zegt iedere morgen : Denk aan de avond.”( blz. 123)
 

Interessante informatie, wetenswaardigheden: Over melde en cement, over soorten kolen en gassen, over slakken en slakstenen op blz 158 en 177. Soorten steenkool: vetkool, zwavelkool, marka-k-kool, gaskool, (blz. 126) en hoe je moet inladen en uitladen. Enz. enz… 

Milde oordelen:  De brooduitdeelster, Fenja, wordt geportretteerd als een trouwe kadervrouw van de kampleiding, de broodbazin en medeplichtige van de hongerengel. (blz. 109 en volgende)   

Magie van de taal: De opmerking van grootmoeder bij zijn vertrek  : “Ik weet dat je terugkomt” (blz.14)   Zo’n zin houdt je in leven. Het wordt zijn mantra. 

Relativering: Alles wordt betrekkelijk in extreme omstandigheden, zelfs de dood is een welkome gast, zeker de dood van een ander. “We kleden hen uit voordat de lijkstijfheid intreedt, we hebben hun kleren nodig om niet te bevriezen. En we eten hun gespaarde brood. Na de laatste ademtocht is de dood voor ons winst.”  (blz. 125) Wrang, maar ach je kunt maar geluk hebben. Alles is relatief. 

De lectuur van dit boek sleepte mij mee naar de verbeeldingswereld van Herta Müller. Een “virtuose” vertaling van de (in taal gevatte)  rauwe werkelijkheid. Kortom een prentenboek, een fotoboek van het kampleven. De vlucht ook van tijd tot tijd  in een droomwereld van heden en verleden, ja zo is het leven :  “een eeuwige afwisseling van harde werkelijkheid en vluchtige dromen. Meer is er niet.”

En dus , beste mensen, is dit een boek om twee keer te lezen. : Je blijft er mee bezig, blijft naar betekenis zoeken. Dat is het boeiende van Ademschommel.  Misschien is het naast de historische werkelijkheid die erin schuil gaat, misschien is het een schildering van het leven zoals het in werkelijkheid is : vertrekken, aankomen, werken, alleen achterblijven en mijmeren over de schatten, zoals de titel van het laatste hoofdstuk luidt.

 “Schatten waarop geschreven staat : “Weet je nog.  Maar de mooiste schatten zijn schatten waarop zal  staan: Daar ben ik geweest “  (blz. 303). 

Twee maal lezen en dat hoeft niet van kaft tot kaft, ieder hoofdstuk  is een plaatje om zorgvuldig te bekijken en te overwegen. Een prachtig boek.
Ik wens u allen een inspirerende herlezing. 

Rinus Hoondert, november 2010