Elsbeth
Etty
Hoewel
de Holocaust niet één keer wordt genoemd in deze roman
zijn er voortdurend parallellen te trekken met de uitroeiing van de
Europese joden, die zich in de tijd waarin Nemesis
speelt voltrekt. Je
krijgt niet de indruk dat de inwoners van een door een polio-epidemie geteisterde
joodse wijk van Newark weet hebben van het lot van de Europese joden, maar de
lezer heeft daar wél weet van, dat maakt het extra beklemmend. Als een grote
zwarte wolk hangt de massamoord op de Europese joden als het ware boven dit
boek waarin zich in het klein een even groot drama afspeelt als toendertijd in
het Amsterdamse Jodenviertel Bucky
Cantor, de 23-jarige hoofdpersoon in Nemesis
schaamt zich omdat hij is afgekeurd voor militaire dienst en niet mee heeft
kunnen doen aan D-Day, zoals zijn oude schoolvrienden. Hij had liever willen
sneuvelen in de oorlog dan bang te zijn dat de polio hem zal vellen. Hij had
liever willen vechten, maar tegen polio viel niet te vechten, zoals de Europese
joden geen verweer hadden tegen de moordmachinerie van de nazi’s Ik
ben zes jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog geboren en opgegroeid met
verhalen over de Jodenvervolging die me van jongs af aan heftig hebben
aangegrepen. Niet het aantal slachtoffers van de genocide was wat me de meeste
angst en weerzin inboezemde. Een getal als 6 miljoen zei me weinig en het is
nog altijd een niet te bevatten
abstractie. Maar als er in jouw directe omgeving, in je straat, je schoolklas, je
kinderspeelplaats iedere dag slachtoffers vallen, mensen die je kent, kinderen
van wie je de ouders kent, ja dan wordt het ineens heel dreigend en concreet. Voor
mij werd het drama van de Holocaust als tienjarige pas echt en invoelbaar toen
ik op mijn tiende het Dagboek las van Anne Frank die vanaf haar onderduikadres
met angst en beven beschrijft wat er buiten gebeurt met haar lotgenoten, over
wie ze berichten krijgt van de mensen die hen helpen met overleven.
“Dit
waren de schrikwekkende getallen die het verloop van een vreselijke ziekte
aangaven en die in zestien stadswijken van Newark hetzelfde schokeffect hadden
als de aantallen doden, gewonden en vermisten in de echte oorlog. Want dit was
ook een echte oorlog, een oorlog vol slachting , afbraak, ondergang en
verdoemenis, oorlog met alle ravage van oorlog – oorlog tegen de kinderen van
Newark” De
truc van Roth, als ik het zo oneerbiedig mag uitdrukken, is dat hij de voor
niemand te bevatten ondergang van de Europese joden bevattelijk maakt door die
heel klein te maken, zo klein em bevattelijk als een uitbraak van polio (lees
antisemitisme) waar nog geen serum tegen bestond). Bucky
Cantor is een soort Anne Frank. Haar dagboek over de ondergang van een joodse
meisje dat op haar manier vecht tegen haar onrechtvaardige lot, las ik als
kind. Ik bewonderde de manier waarop ze de moed er in hield , hoop bleef
koesteren en een hoge moraal in stand hield. Wat me onvoorstelbaar leek,
beschreef zij van dag tot dag: hoe de joodse kinderen naar speciale joodse scholen
gingen, dat die scholen werden gesloten, dat joden een ster moesten dragen, dat
ze niet meer in het openbaar vervoer mochten of in cafés en theaters, dat ze
naar kamp Westerbork en daarna verder naar het oosten werden afgevoerd, dat ze
zich, om hun leven te redden, moesten verbergen, moesten onderduiken en in
doodsangst afwachten tot ze gepakt zouden worden. Maar
daar in het Amsterdamse Achterhuis hield een beschaafde joodse familie stand,
zoals Bucky op zijn speelplaats standhield. In het Achterhuis bleven ze boeken lezen, huiswerk maken,
elkaar steunen, het nieuws volgen, zich voorbereiden op een toekomst die voor
hen niet was weggelegd. Precies zoals
Bucky die zich, net als Anne, zelfs permitteerde om verliefd te worden
en daar hoop en moed aan te ontlenen. Toen
ik een jaar of zestien was las ik Ondergang van Jacques Presser die heel
precies, aan de hand van persoonlijke verhalen van overlevenden en egodocumenten
van slachtoffers uiteenzet hoe het antisemitisme dat de ondergang van de joden uiteindelijk
mogelijk maakte jarenlang is aangewakkerd en opgepookt. Mensen werden
consequent bang gemaakt voor joden, die als ongedierte werden afgeschilderd,
als ratten, dragers van besmettelijke, dodelijke ziektes, gevaarlijke ideeën, die
apart gezet moesten worden, in quarantaine gedaan, opgeborgen, afgevoerd naar
afgelegen gebieden Ik
heb er mijn leven lang zoveel over gelezen en gehoord dat ik allergisch ben
geworden voor iedere vorm van vreemdelingenhaat, van elke poging om
bevolkingsgroepen apart te zetten of te stigmatiseren, zondebokken aan te
wijzen voor de ellende van ‘gewone hard werkende mensen, zoals de PVV van
Geert Wilders bij autochtone
Nederlanders noemt. Tegenwoordig
zijn het in West-Europa niet de joden die van alles de schuld krijgen en als
onmensen worden bestempeld, maar
onschuldige vrouwen met hoofddoeken en niet minder onschuldige mannen
met baarden. Moslims dus. Je moet er niet aan denken wat er gebeurt als er
bijvoorbeeld in Slotervaart in Amsterdam West een epidemie zou uitbreken van
een onbehandelbare dodelijke ziekte, als ‘zwarte scholen’ gesloten zouden
moeten worden en de ‘gewone hard werkende Nederlanders’, zich rot schrikken als
ze in de tram naast een vrouw met een hoofddoek moeten zitten of bij Albert
Heijn tegen een islamitisch uitziende
man opbotsen. Dat zou nog wel even een
andere, virulentere vorm van islamofobie te weeg brengen dan de
straatterreur van Marokkaanse schoffies op scooters. In
Nemesis laat Philip Roth de grootmoeder
van de hoofdpersoon vertellen wat er in haar
joodse buurt Weequahic in Newark gebeurt: Bucky
wil het goede, maar doet het slechte. Wordt van Mephisto gezegd dat hij de
geest was die “der stets das böse will, doch stets das Gute schaft”, van deze
intens brave, goudeerlijke maar toch enigszins onnozele jonge sportleraar kan
gezegd worden dat hij ‘stets das Gute will , doch stets das Böse schaft’. Ik
kon het niet helpen dat ik de dilemma’s waar Bucky mee worstelt, het verraad
dat hij pleegt en de schade die hij aanricht voortdurend moest vergelijken met
de handelwijze de leiders van de Joodse
Raad in Nederland, Abraham Asscher en David Cohen. Over
de het optreden van de Joodse Raad zijn boekenkasten volgeschreven. Philip Roth
zet de onmacht, dilemma’s, het verraad ,
de schuldgevoelens over een dergelijke vorm van medeplichtigheid op scherp ,
niet door ze uit te vergroten, maar juist door ze kleiner te maken, door ze
menselijke proporties te geven, de proporties van Bucky’s door polio verwoeste
leven, waarin wij ons allemaal kunnen verplaatsen. Ik
kan mij althans heel goed verplaatsen in Bucky, een weeskind dat door zijn als
kruideniers sappelende grootouders is grootgebracht. Hij wil zijn pupillen op de speelplaats leren wat zijn joodse grootvader
die als vervolgde Europese jood naar naar Amerika emigreerde hém geleerd heeft:
hard zijn en vastbesloten, fysiek dapper en gezond opdat je als jood nooit met je hoeft te laten
sollen en alleen maar omdat je weet hoe je
jehersens moet gebruiken, als joodse zwakkeling en watjes weggezet kan worden .
Hoe bekend klinkt ons dat in de oren! Het
is een verwijt dat veel joden zichzelf na de oorlog hebben gemaakt en – nog
erger - dat hen ook nog eens door
niet-joden werd nagedragen: dat ze zich als lammeren naar de slachtbank hebben
laten voeren. Door de polio epidemie als een metafoor
voor het antisemitisme te gebruiken laat
Roth in Nemesis heel duidelijk zien
wat een hemeltergende onzin dat is. Tegen de polio was geen kruid gewassen, de
kinderen die er het slachtoffer van werden, hoe wilskrachtig, gezond en
sportief ook, konden daar niets aan
doen. Dat is ook hoe Bucky er aanvankelijk over denkt.
Kijkend
naar de honkballende jongens en de touwtjespringende meisjes op zijn
speelplaats peinst hij: Bij
Bucky als metaforisch slachtoffer van een kampsymdroom, moest ik voortdurend
denken aan Premo Levi, die in zijn huiveringwekkende boek Is dit een mens uit 1947 de
schuldgevoelens beschrijft waarmee hij als overlevende van Auschwitz kampt. Dat
schuldbesef (waarom mocht hij overleven
en al die anderen niet), heeft zijn
leven verwoest,en hij vertelt het ons lezers, zoals Bucky het in Nemesis aan
zijn voormalige speelplaatspupil en mede polioslachtoffer Arnie vertelt. Mensen
met wie ik over boeken praat of die mijn stukken lezen zeggen wel eens dat ik
geobsedeerd ben door de Holocaust en teveel alles wat ik lees daarop betrek.
Dat zou best eens waar kunnen zijn, maar dat Philip Roth in Nemesis in wezen
over de uitroeiing van de Europese joden schrijft en over de gevolgen daarvan,
ook of vooral voor de overlevenden baseer ik op meer dan mijn eigen gevoel. In
2008 zei Philip Roth in een interview dat hij De Pest had herlezen, de roman die Albert Camus tijdens de Tweede Wereldoorlog schreef over
de uitbraak van een pestepidemie in een Algerijnse stad. Wie De Pest gelezen
heeft, weet dat Camus deze invasie van smerige bruine ratten als metafoor gebruikte voor de bruine pest van de
nazi-bezetting van Europa. Roth’ roman Nemesis
zit tot en met de vorm en het vertelperspectief vol met verwijzingen naar De Pest van Camus, dat in feite gaat
over het gemak waarmee een hele gemeenschap geïnfecteerd kan raken door een als
bacillen verspreide ideologie. Tegen de polio is er een vaccin uitgevonden waarmee kinderen
kunnen worden ingeënt (als ze tenminste geen godsdienstwaanzinnige ouders hebben, die vinden dat je niet tegen
Gods wil mag verzetten). Tegen antisemitisme, racisme, en islamofobie is nog
geen antidotum uitgevonden , het kan iedere dag op nieuw opduiken. “De pestbacil sterft nooit uit en verdwijnt nooit voorgoed, hij
kan tientallen jaren achtereen blijven sluimeren en de meubels en het
linnengoed, hiju wacht geduldig, in kamers, kelders, koffers, zakdoeken en
paperassen, en misschien komt er een dag waarop, tot schade en lering van de
mensheid, de pest zijn ratten wekt om ze te laten sterven in een gelukkige
stad.” |