Geachte aanwezigen,

Het is niet dan met schroom dat ik mij achter deze tafel bevind. Schroom vanwege mijn bijna levenslange eerbied voor de literatuur, een onherbergzame herberg, soms ook een plaats van liefde; schroom ook vanwege mijn gedachte over de positie van de lezer, die er een van nederigheid zou moeten zijn. Een lezer hoort niet op een podium, die hoort alleen op zijn kamer al was het alleen maar om de woorden van Pascal te eren dat veel, zo niet alle ellende in de wereld komt van mensen die niet alleen in hun kamer kunnen verblijven. Het is duidelijk dat ik voor de uitdaging gezwicht ben.

In stede van die liefde, voor heden bij dit illustere Café Livre zeer abusievelijk aangekondigd als ‘in plaats van liefde’,waarin de dubbelheid van de titel niet bewaard is.
Het is niet mogelijk te kijken, iets of iemand te zien – en daartoe leidt lezen toch - ohne selbst mit hineinzukommen. Ooit in een tamelijk ver verleden zat ik op een seminarie en maakte mij op om missionaris te worden in Zuid-Afrika of het toen nog Rhodesië geheten Zimbabwe. Ik ben daar nooit gekomen en de nijvere lezing van v.Heerden’s boek heeft mij er anders, en wel heel anders toch gebracht. Hoe zou een veel oudere in Zuid-Afrika verblijvende pater in 2008 v.Heerden’s boek waarderen? Kun je wie je denkt te zijn op het spoor komen door alles wat je niet geworden bent?

In Stede van die Liefde.

Vat krijgen op het nijpende concrete van het heden, een prangende thematiek voor het voetlicht brengen, weerstanden opzoeken in de maatschappij, in de cultuur, in lezers, in zichzelf, dat is volgens Milan Kundera een taak en belang van de roman in een wereldwijd veranderingsproces dat met traumatische gebeurtenissen gepaard gaat en dat geschiedt in ‘In stede van die liefde’ruimschoots en uiteindelijk, ik zeg het met enige aarzeling, ook wel dwingend. Een wereld op drift, een wereld die op historisch unieke wijze bezig is uiteen te vallen- en daar in die wereld staat deze roman, die volgens de schrijver zelf bestaat uit vele romans en daar zit de rijkdom en ook de makke. Wie kiest voor het imperfecte waagstuk in stede van een rafelloze roman komt hier geducht aan zijn trekken. Vele thema’s, woede, angst, liefde, verdubbelingen ( de rol van de spiegel), veel is ( en velen zijn) niet wat het lijkt- de vergeefsheid en onophoudelijkheid van verlangens-de leugen-de zonde, het tragische ( vallen in je eigen niet herkende, erkende afgrondelijkheid vinden hun soms rafelige plaats in deze door van Heerden zelf zo genoemde liefdesroman. Om zijn grote ambitie moet de schrijver geprezen worden. Wel werpt de wisselvallige kwaliteit waarmee die ambitie verwezenlijkt wordt, een schaduw over de appreciatie van deze lezer.
De alternerende hoofdstukken van de verschillende werelden, de vele echo’s van thema’s en motieven, hoe die werelden in elkaar grijpen, het is een hoge en ook mooie inzet van dit rijke boek dat nu en dan door de veelheid, de durende  tijdssprongen aan een te hoog soortelijk gewicht van pretenties dreigt te bezwijken, te geconstrueerd, te veel literaire acrobatiek, krassen op een plaat.

De wereld en ontwikkeling van Christian en Christine Lemmer is een ogenschijnlijk duidelijke. Zij maken ook een psychologische ontwikkeling door. Dat geldt nauwelijks voor de zoon, al zal ik de krassende, woedende geluiden van dat middernachtelijke skateboarden niet gauw vergeten.
In de, overigens van prachtige namen voorziene, spiegelwereld  in Matjiesfontein en Platdakkies geldt zo’n ontwikkeling voor de kleurrijke dramatis personae in veel mindere mate, om over de eendimensionale figuren van het plakkerskamp en de achterbuurten van Kaapstad maar te zwijgen.
Het geldt wel een beetje voor miss Edelweiss en ook voor Snaartjie, in misschien wel de mooiste pagina’s van het boek (bladzijde 155-162) over haar nachtelijk escapades en de daarin vervlochten innerlijke monologen. ‘Zou zo’n kind?’aarzel je even, maar voor de duur van die pagina’s geloof je de schrijver( Hij kan prachtig schrijven, die van Heerden.) en de werdegang van Arendjan Veldhuis van Raspoetin naar Kipling en Al Capone is eerder de creatieve ontwikkeling van een gekte.Wel vind ik de hoofdstukken over de schaduwwereld-spiegelwereld opmerkelijk beter geschreven ( en daar is ook de humor) dan die over Christian en de Lemmers. De soms slordige stijl irriteert, de beelden zijn nogal eens gekunsteld en niet correct. Een tepel tekent zich af in een topje en even later zijn buikspieren met datzelfde topje in de weer. Enfin.
De verdwijning van Snaartjie komt zeker niet tot een oplossing en dat is kloppend en intrigeert. Naar het waarom van de arrestatie van EagleJohn Fieldhouse moet men raden en dat irriteert.

Heel goed is het tweede gedeelte van het eerste hoofdstuk: de achtervolging. Spannend is het boek zeker ook al noemt van Heerden zich geen plotter. Wel worden enkele raadsels bijna en passant onthuld, bijv. het moederschap van Miss Edelweiss, als een flabberend leeglopende ballon; de suggestie van incest (?) door prof. Felix ( nomen est omen) – toen begon hij dingen te doen die haar er toe dwongen het kind af te staan- blijft min of meer in de lucht hangen, geen echo’s, geen verwijzingen.

Ontroerend is in hoofdstuk 8 de scène tussen de met het derde oog behepte Fieldhouse en Edelweiss-‘ Wat hoor je, wat hoor je? De zeehonden, de zeehonden van Sylt.’

En het mooie humoristische portret van de filosoof-speurder Fielies Jollies-“het leven bestaat niet uit kille feiten, maar uit een mengeling van verwachtingen en verzwijgingen”, en de vele pagina’s latere pendant van de onder spiegels en herinneringen gebukt gaande kok Siswe-“als U gelooft in gerechtigheid dan mag ik toch wel in tovenarij geloven.

De klauw van  de hel en verdommenis prekende schurk Piet Windvogel.

De speech van Christian in hoofdstuk 15 als revolte, als bemoediging voor de jeugd die zich tegen de regels in de wereld moet toeëigenen.

Het nogal opgelegde pandoer van de vette symboliek in hoofdstuk 15 van het bezoek aan de stad van Freud dat eindigt (let op! let op!) in een biechtstoel. De bekentenis daar is dan weer aangrijpend: “ik schaam mij, ik schaam me diep omdat in mijn liefde zoveel woede zit.

Tussen het motto van Waugh ‘I’am not I’en het sterke beeld van het vrouwenskelet met foetus enerzijds en het lied van Cohen ‘I greet you from the other side’ anderzijds is de roman passend als in een wiegende hangmat gevangen. Ziet- lees als wat daar tussen ligt als in een parabel van de over angst en liefde schrijvende denker Kierkegaard.

Treffend op pagina 93 de republiek van woede- ‘iedereen is uit op jacht. Dat gebeurt er in ons splinternieuwe land; dit land dat de rest van de wereld als voorbeeld wordt voorgehouden. Onze regenboognatie.’
Volgens een joodse exegeet Yair Lorberbaum moet de regenboog in Genesis 9:13 gezien worden als ‘anger management, een waarschuwing, teken voor God- elke keer als God de regenboog zag wist hij dat hij zich moest beheersen om de mensheid niet te straffen met een nieuwe zondvloed. Zou die dekselse god de regenboog van Zuid-Afrika dan niet zien?

Na de helletocht in de diepste krochten van de handel in mensenorganen in Harare, waarvan Orpheus alleen terugkeert zonder Euridice zelfs maar gezien te hebben, eindigt de roman in een restaurant dicht bij Christian’s geheime onderkomen in Kaapstad. Na een passage over wat hij wil zeggen edoch niet doet, komt er een liefdesverklaring…………….”ik wil je erover vertellen, want ik houd heel veel van je…….. mijn naam is Christian”begint hij. Dat vind ik een mooie en treffende slotzin waarin Evelyn Waugh’s motto ‘I’am not I’resoneert alsmede een gedachte van Christine op pagina 50 over de dobbelstenen en de naamloosheid van de liefde: ‘Christian even naamloos als ik’.
‘Mijn naam is Christian.’
Voor de lezer ontploffen in die zin de vragen. Zal hij vertellen wat hij wilde zeggen? Zal hij de brieven overhandigen? Hoeveel onthulde geheimen kan een relatie verdragen en is de liefdesverklaring gevolgd door ‘Mijn naam is Christian’niet het begin van een nieuwe leugen?
 Een voortreffelijk einde van een niet helemaal geslaagd boek. Geen grootse roman, geen bijl in de bevroren zeeën van een ziel, wel een goed boek dat laat zien ‘wat voor wonderland de wereld is en tegelijk wat voor horrorland. De wereld is een toverland dat zichzelf dagelijks onttovert door oorlog, pech,woede, haat, ziekte,rampen, geweld. Maar voor wie het wil zien, breekt de tover er altijd weer doorheen’, zoals Carel Peeters schreef in een essay ‘een betoverde wereld’.
De weerschijn van een glimp hoop, de rivier die van de zee naar de bergen loopt. Zoeken en weten te herkennen wie en wat er temidden van de hel geen hel is, dat laten voorduren en er ruimte aan geven.

Ik had de ervaring van het parallelle leven tijdens en na het lezen van dit boek niet willen missen. Ook in dit, mijn land is veel niet wat het lijkt, deel van een wereld op drift.

Willem Verberk